Wat is anders bij ouderen?
Het medisch gebruik van de Body Mass Index (BMI) als maat voor de gezondheid is onder meer gebaseerd op zijn verband met de totale hoeveelheid lichaamsvet. Naarmate je veroudert, worden delen van magere weefsels (spier, bot, huid, inwendige organen) vervangen door vet. Senioren verliezen ongeveer een halve kilogram spier per jaar, maar hun vetpercentage neemt intussen met ongeveer één procent toe. Deze verandering in lichaamssamenstelling wordt beïnvloed door de voeding, fysieke activiteit, hormonen en medicatiegebruik. De BMI is daarom mogelijk ongeschikt als screeningsmethode voor de gezondheidstoestand van senioren.
Onderzoek over BMI bij ouderen
Ondanks het verband tussen de totale vetmassa en de BMI kan de vetmassa slechts bij een kwart van de senioren op correcte wijze voorspeld worden. Bovendien toont recent onderzoek aan dat de verhouding tussen vetmassa en spiermassa belangrijker is dan gewicht op zich. Spiermassa beschermt tegen fysieke verzwakking. Anderzijds schaadt vetmassa in en rond de inwendige organen de gezondheid. Grootschalig onderzoek toont ook aan dat senioren met een beetje overgewicht langer leven dan (te) magere senioren. Dit kan mogelijks verklaard worden doordat actieve senioren spiermassa behouden.
Conclusie
Dit wil zeggen dat de BMI onbetrouwbaar is als maat voor de totale hoeveelheid lichaamsvet bij senioren. Daarom dient men meer precieze methodes te gebruiken in de bepaling van de lichaamssamenstelling bij senioren.